OCDS - Ongeschoeide Karmel


Het scapulier

Van Onze Lieve Vrouw van de Berg Karmel

Het scapulier
(foto: carmelites.ie)

De ge­schie­de­nis van de Orde verhaalt hoe Maria op kri­tieke momenten voor de karmelieten opkwam en haar Orde beschermde, vooral in de moei­lijke beginfase.
Volgens de kronieken verscheen in het jaar 1251 of 1252 in de nacht van 15 op 16 juli de heilige Maagd aan Simon Stock. Hij was op dat moment de alge­meen overste van de Karmelorde.

Simon Stock moet een heilig man geweest zijn, zeer toegewijd aan O.L. Vrouw. In deze tijd moet hij zijn toevlucht gezocht hebben tot de Moeder en Patrones van de Orde. Zij had immers al eer­der op be­lang­rijke momenten blijk gegeven van haar bij­zon­dere bescher­ming. Volgens de oude do­cu­menten smeekte Simon dage­lijks de H. Maagd om een ‘bij­zon­dere gunst’ voor de broe­ders die haar naam droegen:

Bloem van de Karmel,
Bloeiende wijnrank
Licht van de hemel,
Zoete Moeder en Maagd,
Ongeëvenaard en zon­der smet,
Geef aan uw Karmelieten
een bij­zon­der voor­recht.

Dit gebed is in de Karmel wel bekend als de eerste aanzet van de hymne ‘Flos Carmeli’, waar­van ver­schil­lende versies bestaan die gezon­gen kunnen wor­den. Met het ‘bij­zon­der voor­recht’ voor de Karmelieten waarover Simon Stock in zijn gebed spreekt, bedoelde hij een teken van bijstand van de H. Maagd in de moei­lijke omstan­dig­he­den waarin de Orde ver­keerde.

In dit visioen van Simon Stock, zou Maria hem hebben gewezen op het scapulier dat hij droeg en hem te kennen hebben gegeven dat degenen die dat scapulier zou­den dragen, niet verloren zou­den gaan.

Voor de karmelieten is het scapulier een teken gewor­den van hun dienst­baar­heid aan hun moe­der­lijke Patrones en een teken van bij­zon­dere bescher­ming van de H. Maagd. In Maria von­den zij het volmaakte voor­beeld van gebed en be­schou­wing en ook van dienst­baar­heid.

Vijf­tig jaar na het visioen van Simon Stock verscheen de heilige Maagd aan Paus Johannes XXII. Maria herinnerde de paus aan haar vroe­gere belofte en voegde er nog aan toe dat degenen die het scapulier dragen, zou­den wor­den verlost uit het vagevuur op de eerste zater­dag na hun over­lij­den.

Daardoor kon het scapulier wor­den tot het beschermkleed van de Karmelorde. En al is dan het visioen van Simon Stock his­to­risch niet bewezen, de Kerk heeft de devotie van het scapulier uit­druk­ke­lijk bekrach­tigd.

Het scapulier kunnen we dus be­schou­wen als het kleed van de Karmel, Maria’s man­tel als symbool van haar bescher­ming. Het is een teken van haar moe­der­lijke zorg en bijstand in elke levens­si­tua­tie op weg naar geluk en vrede.