Paus verklaart Martelaressen van Compiègne heilig
Via ‘equipollente canonisatie’

Paus Franciscus heeft de zestien ongeschoeide karmelietessen van Compiègne, terechtgesteld tijdens de Terreur (1792-94) in de Franse Revolutie, officieel heilig verklaard via de zeldzame procedure van ‘equipollente heiligverklaring’.
Audiëntie 18 december 2024
Paus Franciscus maakte zijn besluit bekend tijdens de algemene audiëntie van woensdag 18 december 2024. Hij gebruikte daarvoor de mogelijkheid die sinds 2022 bestaat tot heiligverklaring door gelijkwaardigheid, canonizatio aequipollens. Er is dan geen uitgebreid proces of erkenning van wonderen nodig. De verering wordt eenvoudigweg uitgebreid naar het niveau van de universele Kerk.
Moeder Teresa van Sint Augustinus en haar vijftien metgezellen, die in Parijs werden geguillotineerd terwijl ze lofliederen zongen, kunnen onmiddellijk wereldwijd als heiligen worden vereerd in de katholieke Kerk.
Equipollent
De equipollente, of ‘gelijkwaardige’ heiligverklaring, die door het Vaticaan werd aangekondigd, erkent de jarenlange verering van de karmelietessen, die op 17 juli 1794 met onwankelbaar geloof hun dood tegemoet gingen.
Hun laatste daad van moed en geloof was de inspiratie van Francis Poulencs bekende opera Dialogues des Carmélites uit 1957, gebaseerd op het gelijknamige boek van de beroemde katholieke romanschrijver en essayist Georges Bernanos.
Net als het gebruikelijke heiligverklaringsproces is equipollente heiligverklaring een beroep op pauselijke onfeilbaarheid waarin de paus verklaart dat een persoon tot de heiligen in de hemel behoort. Het omzeilt het formele proces van heiligverklaring en de ceremonie, omdat het gebeurt door de publicatie van een pauselijke bul.
Langdurige verering van de heilige en aangetoonde heldhaftige deugdzaamheid zijn nog steeds vereist, en hoewel er geen modern wonder nodig is, wordt er ook rekening gehouden met de bekendheid van wonderen die voor of na de dood van een heilige hebben plaatsgevonden nadat er een studie is gemaakt door de historische afdeling van het Vaticaanse Dicasterie voor de Heiligverklaringen.
De Civiele grondwet van de clerus (Frans: Constitution civile du clergé) van de Franse Revolutie verbood het religieuze leven en de karmelietessen van Compiègne werden in 1792 uit hun klooster gezet. Hoewel ze gedwongen werden onder te duiken, hielden de zusters in het geheim vast aan hun gemeenschappelijke leven van gebed en boetedoening. Op voorstel van de priores van het klooster, Moeder Teresa van St. Augustinus, legden de zusters een extra gelofte af: hun leven opofferen in ruil voor het einde van de Franse Revolutie en voor de katholieke Kerk in Frankrijk.
Executie
Op de dag van hun executie, 17 juli 1794, aan het einde van de bloedige en chaotische fase van de Franse Revolutie die bekendstaat als de Terreur (met hoofdletter) werden de zusters in open karren door de straten van Parijs vervoerd, waarbij ze beledigingen van de verzamelde menigte te verduren kregen. Ze lieten zich niet afschrikken en zongen het Miserere, Salve Regina en Veni Creator Spiritus terwijl ze het schavot naderden.

De jongste zuster, novice Constance de Jésus, was als eerste aan de beurt. Ze knielde voor moeder-overste Thérèse de Saint-Augustin neer om toestemming te vragen om de marteldood te sterven. Terwijl ze de treden naar het schavot beklom, zette zij het Laudate Dominum in. Na hun onthoofding werden hun lichamen en hoofden 's nachts in één van de twee massagraven op de Picpus-begraafplaats gegooid. Hun resten liggen daar nog steeds.
De karmelietessen waren beschuldigd van fanatisme en opruiing. Hun verhaal maakte veel los en raakte verankerd in het collectieve geheugen van Frankrijk. Vooral omdat, toen ze één voor één het schavot bestegen, ieder van de nonnen een beeldje van de Maagd Maria kuste dat werd vastgehouden door moeder Thérèse de Saint-Augustin. Voordat ze op haar beurt werd onthoofd, gaf de priores het beeldje aan de menigte. Het werd een relikwie dat bewaard en vereerd wordt in de crypte van de Karmel van Jonquières-Compiègne.
Zalig verklaard in 1906
In de ogen van de Kerk is het duidelijk dat de zestien karmelietessen waren gedood uit haat jegens het christelijk geloof. Erkend als bloedgetuigen werden ze op 27 mei 1906 zaligverklaard door paus Pius X.
De lichamen van de zestien martelaressen werden begraven in een massagraf op het Picpus kerkhof, waar een grafsteen hun martelaarschap herdenkt. Nadat ze in 1906 zalig verklaard werden door Paus Pius X, heeft hun verhaal boeken, films en opera’s geïnspireerd.
Feestdag op 17 juli
De feestdag van de Martelaressen van Compiègne blijft 17 juli, om de datum van hun martelaarschap te herdenken.
(bron: onder andere Otheo)